Na een goede autorit, waar tot mijn verontrusting slechts 1
raststätte te vinden was, ben ik zojuist aangekomen bij Autohof Bünde. Wanneer
je de snelweg af komt rijden zie je in het weiland een soortement van
fatamorgana, met Burger King, een enorm Casino, een Subways en een Bowlingbaan.
Achter deze prop van entertainment en voedsel ligt een Shell tankstation.
Hoewel ik ooit een blauwe maandag tegen Shell heb geprotesteerd (dat verhaal
een andermaal) hoop ik dat ze mij kunnen herbergen in een fatsoenlijke kamer.
Ik heb na het parkeren van de auto (bij een picknicktafel op
een soortement van vluchtheuvel: vlak langs de weg, met zicht op tankende
vrachtwagens) twee keuzes:
Een restaurant
Het tankstation
Een restaurant
Het tankstation
Hotel associeer ik met restaurant, dus besluit ik het hier
te wagen.
Er zit een gezin ijscoupes naar binnen te slobberen (tis ong. 8
graden buiten), een man met een muizengezicht (met dito oren) zit aan het bier,
en de gokkast in de hoek wordt wild bevingerd door een groene jas. (t ging erg
vluchtig dus meer info heb ik niet)
Een man met een snor komt op mij toegelopen en ik vraag naar
het hotel. Hij kijkt me bezorgd aan en verwijst me naar het tankstation. Terwijl
ik hem bedank werp ik een blik op de kaart en weet dat we elkaar vanavond rond
etenstijd opnieuw zullen tegenkomen.
In de rij voor de kassa van het tankstation. Achter mij
staat een dikkige toiletjuf (te zien aan de bedrijfskleding) met een reep Milka
in haar hand te popelen. Wanneer ik aan de beurt ben en kenbaar maak te hebben
gereserveerd, wordt er een klapper tevoorschijn gehaald. Er wordt gebladerd, en
na een “Herr Gerritsen?” knik ik instemmend.
Ik moet een formulier invullen, de pompbediende (een
overigens vriendelijke jongeman, met blond krulhaar van ik schat een jaar of
27) handelt geroutineerd. Hij overhandigt mij een goudkleurige sleutelhanger
met daarin “zimmer 1” gegraveerd. Hij vraagt me om het gebouw heen te lopen,
aan de achterzijde is een deur waar hij op mij zal wachten.
Ik loop om en bij de betreffende deur is de jongeman van 27
opeens een jongeman van Turkse komaf geworden. Hij wenkt me en we stappen een
lift in: “Helemaal naar boven” wijst hij. Ik vraag hem of de kamer snelwegzicht
heeft, hij schud van nee. “Je hebt zicht op de provinciale weg” We staan in de
lift, kijken elkaar aan en glimlachen terwijl de lift een suizend lawaai
maakt. Ik vraag hem of ze vaker gasten
hebben en hij antwoord bevestigend. Het zit er zelfs vaak vol, zegt hij, ‘maar
de meeste komen hier om te Vrrtj!’ Om dit laatste geluid kracht bij te zetten
maakt hij een pompende beweging met zijn rechter arm. De sleutelhanger in mijn
hand voelt ineens gladder en plakkeriger aan dan daarvoor, en ik vraag me af of
kamer 1 vannacht ook als pompstation dienst deed.
De jongeman brengt me via een vergaderruimte naar een witte
deur waarop het woord ‘Hotel’ geschilderd staat, doet deze open en wijst naar
kamerdeur 1. Ik bedank hem, hij loopt weg en ik ga mijn kamer binnen. Het is er
stoffig maar ruikt schoongemaakt; er staan twee bedden, een enorme nep-roos in
een ijzeren houder, een rond terrastafeltje en een kabouterbureau met een
televisie daarop. Gelukkig toch zicht op de snelweg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten