zondag 28 oktober 2012

Hoe ik aankwam in Bünde


Na een goede autorit, waar tot mijn verontrusting slechts 1 raststätte te vinden was, ben ik zojuist aangekomen bij Autohof Bünde. Wanneer je de snelweg af komt rijden zie je in het weiland een soortement van fatamorgana, met Burger King, een enorm Casino, een Subways en een Bowlingbaan. Achter deze prop van entertainment en voedsel ligt een Shell tankstation. Hoewel ik ooit een blauwe maandag tegen Shell heb geprotesteerd (dat verhaal een andermaal) hoop ik dat ze mij kunnen herbergen in een fatsoenlijke kamer.

Ik heb na het parkeren van de auto (bij een picknicktafel op een soortement van vluchtheuvel: vlak langs de weg, met zicht op tankende vrachtwagens) twee keuzes:

Een restaurant
Het tankstation

Hotel associeer ik met restaurant, dus besluit ik het hier te wagen. 
Er zit een gezin ijscoupes naar binnen te slobberen (tis ong. 8 graden buiten), een man met een muizengezicht (met dito oren) zit aan het bier, en de gokkast in de hoek wordt wild bevingerd door een groene jas. (t ging erg vluchtig dus meer info heb ik niet)
Een man met een snor komt op mij toegelopen en ik vraag naar het hotel. Hij kijkt me bezorgd aan en verwijst me naar het tankstation. Terwijl ik hem bedank werp ik een blik op de kaart en weet dat we elkaar vanavond rond etenstijd opnieuw zullen tegenkomen.

In de rij voor de kassa van het tankstation. Achter mij staat een dikkige toiletjuf (te zien aan de bedrijfskleding) met een reep Milka in haar hand te popelen. Wanneer ik aan de beurt ben en kenbaar maak te hebben gereserveerd, wordt er een klapper tevoorschijn gehaald. Er wordt gebladerd, en na een “Herr Gerritsen?” knik ik instemmend.
Ik moet een formulier invullen, de pompbediende (een overigens vriendelijke jongeman, met blond krulhaar van ik schat een jaar of 27) handelt geroutineerd. Hij overhandigt mij een goudkleurige sleutelhanger met daarin “zimmer 1” gegraveerd. Hij vraagt me om het gebouw heen te lopen, aan de achterzijde is een deur waar hij op mij zal wachten.
Ik loop om en bij de betreffende deur is de jongeman van 27 opeens een jongeman van Turkse komaf geworden. Hij wenkt me en we stappen een lift in: “Helemaal naar boven” wijst hij. Ik vraag hem of de kamer snelwegzicht heeft, hij schud van nee. “Je hebt zicht op de provinciale weg” We staan in de lift, kijken elkaar aan en glimlachen terwijl de lift een suizend lawaai maakt.  Ik vraag hem of ze vaker gasten hebben en hij antwoord bevestigend. Het zit er zelfs vaak vol, zegt hij, ‘maar de meeste komen hier om te Vrrtj!’ Om dit laatste geluid kracht bij te zetten maakt hij een pompende beweging met zijn rechter arm. De sleutelhanger in mijn hand voelt ineens gladder en plakkeriger aan dan daarvoor, en ik vraag me af of kamer 1 vannacht ook als pompstation dienst deed.
De jongeman brengt me via een vergaderruimte naar een witte deur waarop het woord ‘Hotel’ geschilderd staat, doet deze open en wijst naar kamerdeur 1. Ik bedank hem, hij loopt weg en ik ga mijn kamer binnen. Het is er stoffig maar ruikt schoongemaakt; er staan twee bedden, een enorme nep-roos in een ijzeren houder, een rond terrastafeltje en een kabouterbureau met een televisie daarop. Gelukkig toch zicht op de snelweg. 
Wat zal ik straks eens gaan eten?

hieronder een foto van een suggestief schilderij dat boven mijn bed hing


Geen opmerkingen:

Een reactie posten